GESCHIEDENIS VAN DE ROOMS KATHOLIEKE KERKEN IN TERNEUZEN (1844-1969)

P.J. Baert

 Roomsen kenden zware tijden

Het heeft de roomskatholieken in Midden-Zeeuws-Vlaanderen in de eerste eeuwen na de reformatie en het vertrek van de Spanjaarden lange tijd niet meegezeten.

Na de Spaanse tijd, toen de Staatse troepen hier de rust en orde handhaafden en de nieuwe leer van de gereformeerden werd beschermd, werden de roomsen weliswaar gedoogd, maar voor hun zielzorg waren ze aangewezen op de rondtrekkende priesters en minderbroeders uit Assenede, Zelzate en Boekhoute.

Van kerkgebouwen was geen sprake en als er al een plaats van samenkomst kon zijn, dan werd deze gedoogd, mits uiterlijk niet als zodanig herkenbaar. Dat was de tijd van de schuur- of schuilkerken.

Het ligt voor de hand dat de situatie langs de grens het minst problemen opleverde. Zo konden de ingezetenen van Koewacht naar de in 1713 over de grens gebouwde kerk voor de vieringen, terwijl die van Zuiddorpe moesten uitwijken naar Wachtebeke. Nadat in 1851 een kerk in Overslag was gebouwd, kon met een korte wandeling of rit worden volstaan.

Poortgeld

In de tweede helft van de achttiende eeuw verbeterde de verhouding met de staat. Toch blijkt dat plaatselijk nog wel kleine pesterijen konden voorkomen . Sas van Gent bijvoorbeeld, maakte het leven van de roomsen in Westdorpe zuur. Want bij de wandeling of wagenrit voor het bijwonen van de zondagsmis in Zelzate moesten de Westdorpenaren Sas van Gent passeren. De Sassenaren kwamen toen op de gedachte een stuiver poortgeld te heffen van iedereen die op zondag of een roomse feestdag vóór het einde van de middagdienst in de hervormde kerk door de stadspoorten van Sas in of uit wilde gaan, zulks ten bate van de Sasse armen. Zelfs nadat men in 1746 in Westdorpe een eigen priester kreeg en de gang naar Zelzate niet meer nodig was, moest toch nog jaarlijks  negentien pond Vlaams aan de Sassenaren worden betaald als afkoopsom van de stuiver poortgeld.

 

Schuurkerk

In diezelfde periode werd het mogelijk hier en daar een schuurkerk te bouwen of een andere voorziening te treffen. Zo kwam er in Westdorpe een schuurkerk en kon in Sas van Gent zelfs in 1776 een huis aan de Markt voor dat doel worden aangekocht.

In Philippine kon in diezelfde tijd al een echt kerkgebouw worden opgetrokken, nadat in 1760 eerst een noodgebouw was geplaatst. Zuiddorpe kreeg in 1788 een eigen schuurkerk, maar die moest dan ook  dienst doen voor hun geloofsgenoten uit Axel en Neusen. Als gevolg hiervan was het in Axel afgelopen met de geheime diensten in een schuurkerk  bij de Landpoort.

 Vrijheid van godsdienst

Voor al deze mensen brak de zon door toen in de Franse tijd de vrijheid van godsdienst werd afgekondigd, terwijl als uitvloeisel daarvan de staatsregeling verscheen, waarbij een kerkgebouw werd toegewezen aan het plaatselijk kerkgenootschap dat de meeste leden telde. De enige plaats waar men van deze regeling profiteerde was Zuiddorpe, waar de oude parochiekerk in 1807 na ruim anderhalve eeuw weer terugkwam bij de parochianen. Maar dit gebouw was inmiddels sterk in verval geraakt, zodat tien jaar later moest worden besloten tot afbraak . Tijdens de sloop ontdekte men onder de vloer enkele voor deze streek zo karakteristiek beschilderde graven (zie de Sint Baafskerk in Aardenburg) . Na de afbraak werd nog datzelfde jaar een nieuw kerkgebouw opgetrokken . Nu allerwege de mogelijkheden ontstonden om tot kerkbouw over te gaan, waren er toch nog voldoende redenen om dit niet te doen. Vooral het financiêle aspect speelde daarbij een belangrijke rol. Want het ging beslist niet allemaal zoals in Biervliet, waar een welgestelde landbouwer in 1837 de parochie verblijdde met een kerkgebouw.

 Stichten kerkgebouw Terneuzen

  Dit verzoek om toestemming gericht aan Koning Willem Il tot het mogen houden van de Katholieke eredienst en tot het stichten van een kerkgebouw te Terneuzen , werd door de Bisschop van Breda toegelicht bij zijn schrijven van 5 april 1844. In zijn brief lezen wij :

 'De afstand der Parochiekerk (te Zuiddorpe) waaronder thans die plaats (Terneuzen) en omliggende landhoeven behooren, is van 3 uren gaans door eenen kleiweg welke men op sommige tijden van hetjaar waarlijk onbruikbaar noemen moet. Hieruit volgt noodwendig ook voor de bestgezinden, dat zij tijdens het natte winter seizoen eene moeilijkheid ondervinden die aan onmogelijkheid grenst, om hunne kerkelijke verpligtingen waar te nemen, en bij het toedienen der Doopsels aan Kinderen vooral bij ziekten en sterfgeval/en dusdanige hinderpalen ondervinden, dat dezelve inderdaad onoverkomelijk zijn. Bij dat alles komt nog dat in gezegder stad Terneuzen aanhoudend eene Militaire bezetting bevindt, van welke de Rooms Katholijken zich ook danig van Godsdienstoefeningen beroofd zien, en in een voordurend en blijvend gevaar zijn door ziekte overvallen den bijstand van een Priester te moeten ontberen en zonder de H.H. Sacramenten der Kerk hun leven te moeten eindigen '.

 Verder schreef de Bisschop dat uit de voornaamste ingezetenen een commissie was gevormd , om bij de ingezetenen en grondeigenaren geld in te zamelen , om gedeeltelijk de kosten van de bouw van een kerk en een pastorie te kunnen bekostigen. Deze commissie ging onmiddellijk aan de slag en de leden zagen kans om voor het beoogde doel 65.000 gulden bij elkaar te brengen. Dat dit voor die tijd een enorm bedrag was is wel duidelijk , maar het was niet voldoende . Hij vroeg daarom tevens om financiële bijstand.

In afwachting daarvan besloot de Bisschop zijn brief met: 'bij het vestigen dier Gemeente te beginnen met het opbouwen eener Pastoorswoning , en het inrigten eener eenvoudige, doch nette Noodkerk '.

 Gehoor

Deze smeekbede vond gehoor bij de Koning en reeds op 9 augustus 1844 verleende hij de gevraagde vergunn ing. Voor het inrichten van bedoelde noodkerk stelde de heer J.B. de Meijer zijn houten schuur beschikbaar. Deze schuur stond ongeveer op de plaats waar nu de ABN-Amrobank aan de De Jongestraat staat. Tot dan toe diende ze als paardenstal en tot berging van hooi en stro. Dit laatste gedeelte werd ontruimd en door een muur van 5 Friese turven dikte van de paardenstal gescheiden . Jan Scheele Dz" meester timmerman , kreeg het werk voor de verbouwing gegund.

 Dr. J. Wesseling schreef in zijn boek 'De geschiedenis van Terneuzen' over deze noodkerk :

 'De ingang werd gevormd door een planken buitenportaal met een buiten- en een binnendeur. Op het dak aan het a/taareind was een op ijzeren staanders hangende bel geplaatst, door de pastoor van Hoofdplaat aangebracht. De scheidingsmuur was met witte kalk bezet, de vloer met blauwe plaveien belegd, de wanden met geschaafde planken bekleed, in welke wanden zich 5 boogvensterraampjes  bevonden  en wel 3 aan de voorzijkant en 2 op het a/taareind . Langs de wanden waren vaste banken met kniebankjes en een open afsluiting van latwerk aangebracht. Achter in de kerk was een vaste bank voor de kerk- en armmeesters geplaatst en verder de stoelen van allerlei vorm. Een altaar van twee voortreden was op het eind tussen de 2 vensterraampjes geplaatst, waarnaast aan de rechterkant een bank met lessenaar voor de zangers, en aan de linkerkant een in het vierkant gehangen wit gordijn, waarachter een biechtstoeltje stond met een koperen draagbaar doopbekken op houten staanders. Op korte afstand van het altaar stonden twee open communiebankjes van wit geverfde planken - met uitgezaagde figuren - die de rijen stoelen van voren afsloten. Twee vaste banken voor de mannen  vormden aan de achterkant der stoelenrijen de afsluiting. Het gebouw was ook nog twee relikwieën rijk, één van de H. Franciscus Xaverius en één van de H. Willibrordus, de patroon der kerk.

Op 3 december 1844 werd de hulpkerk ingewijd; pastoor Verkaar droeg toen daarin de eerst mis op. Lang diende deze pastoor niet in Terneuzen, want reeds op 3 oktober 1846 overleed hij. De begrafenis vond plaats vanuit de pastorie in de Noordstraat op de hoek van de Kersstraat'.

 Inmiddels was het bestuur overgegaan     tot      aankoop van  de  benodigde  grond   in de Vlooswijkpolder , voor het bouwen van een nieuwe kerk. Op 30 juni 1848 verzocht pastoor  J.  Cammaert  reeds aan    het    gemeentebestuur een uitweg aan te leggen van het weiland waar de kerk zou worden gebouwd: ' nevens het huis van P Couwijzer op het zoogenaamde   Dijkje   regt   over

het  straatje  dat  van  het  Dijkje naar de Stad geleidt '.

Hij vroeg dus een op de Korte Kerkstraat aansluitende uitweg aan te leggen. In maart 1849 werd de eerste steen gelegd voor deze kerk en op 14 maart

1850 schreven Burgemeester en   De Korte Kerkstraat in 1903 met de R.K. Kerk die van 1849 tot 1915 dienst

Wethouders : 'Het kerkgebouw  deed. is voltrokken naar den aard zoo

als men zich daarvan heeft voorgesteld, hebbende die gezindheid  reeds vanaf den 13 December jongs/eden daarvan gebruik gemaakt, terwijl de pastorij voor alsnog niet voltooid zijnde daarvan niet eerder dan primo Mei aanstaande gebruik zal kunnen gemaakt worden'

 Arduin

Over deze kerk, die 400 zitplaatsen had, stond in de Terneuzense courant van 31 augustus 1934: 'De kerk is van Corintische bouworde, heeft drie gewelven , die door 8 pilaren gedragen worden , 3 altaren , 2 sacristijen en een hoogzaal. Tegen de voorgevel rijst uit de grond een steenen toren met klokkekamers en spit. Boven de groote deur in den toren is een langwerpig vierkant arduin, waarin het volgende is uitgehouwen:

 D.O.M.

Sub invocatione S. Willibrordi Ex Fide/ium oblatis fundarunt M./ . Verkaar et /. Cammaert Pastores

 Hetwelk vertaald betekent: Onder de bescherming van den Heilige Willibrordus  hebben de Eerwaarde. Heeren

M.J. Verkaar en J. Cammaert, Pastoors, uit de bijdragen der geloovigen deze kerk gesticht' .

Achter het hoogaltaar is insgelijks zoo'n arduinsteen , waarin uitgehouwen :

 Primarium Lapidem Posuit

/ll . mus, avec Prevus D.nus

J. van Hooijdonck Ep. Dard. Vic. Apost . Anno Dni MDCCCXLIX

 Dit betekend: 'Zijne Doorluchtige Hoogwaardigheid J. van Hooijdonck, Bisschop van Dardanie, Vicaris Apostolicus van het Vicariaat van Breda, heeft de eersten steen gelegd in het jaar onzers Heeren 1849'.

 Op 1 januari  1857 werd boven het altaar van deze kerk een groot schilderij geplaatst , voorstellende 'het bezoek aan den zaligmaker door de drie koningen'. Dit schilderij werd vervaardigd door Jos Guill. Buisson te St. Pauwels. In 1858 werden nieuwe klokken aangebracht in de toren. Deze werden op 20 september van dat jaar ingewijd. De toegangsweg, die was aangelegd naar de nieuwe kerk, verkeerde over het algemeen in zeer slechte staat , en de klachten die pastoor Cammaert hierover bij het gemeentebestuur indiende, waren legio. Zo schreef hij op 16 mei 1853:

 

'We/ligt zal het UA. Gemeente Bestuur hier ter stede nog niet hebben opgemerkt, dat het klein gedeelte straatwegs uitgaande van Stads Steenweg en /oopende tot aan ons kerk terrein, te/kenjare gedurende den winter, zoo slecht is, dat het voor wagens als andere rijtuigen gansch onbruikbaar altijd geweest is. Hierbij nog dat het steenen voetpad, dat aldaar aangelegd is, voornamelijk als de menschen in twee rijen geschaard nevens a/kander gaan moeten, gelijk natuurlijk bij het begraven van elk groot lijk plaats heeft, veel te smal is, zoodat de eene rij geheel in het modder en slijk plonsen moet '.

 Hij vroeg verder die weg te begrinden en vermoedelijk heeft het gemeentebestuur  haar best gedaan om die weg te verbeteren , want wij komen verder geen ernstige klachten hierover tegen.

 Groter kerkgebouw

Terneuzen groeide en met haar het aantal katholieke inwoners. Hierdoor ontstond  er kort na het begin van de 20ste eeuw behoefte aan  een   groter   kerkgebouw. Om in die behoefte te voorzien werd aan architect  J. Vermeulen te Ginneken opdracht gegeven een nieuwe kerk  te  ontwerpen . In het najaar van 1913 vond de aanbesteding van de bouw van de nieuwe kerk plaats, waarbij A. van de Walle te Hulst werd gegund het werk uit te voeren .Aanvankelijk bestond het voornemen de kerk te bouwen op de plaats van de oude, waarvan werd afgezien omdat dan een noodkerk moest worden gebouwd . De diensten gingen dus gewoon door in de oude kerk, terwijl op het daarbij behorende terrein met de nieuwbouw werd begonnen. De betonfundering voor kerk en toren werden nog voor de winter van 1913-1914 gemaakt en kort na de winter werd met het metselen van de bovenbouw aangevangen .Pastoor   Kerstens,  onder   wiens bestuur    met    de    bouw    werd   begonnen heeft de voltooiing niet  meer beleefd, daar hij begin 1914 overleed. Hij werd opgevolgd door pastoor G.G.M. Borgers. Ofschoon voor aanvang van de Eerste Wereldoorlog bijna alle materialen waren geleverd, heeft de oorlog de bouw vertraagd door het te laat leveren van materialen en mede doordat op bevel van de militaire overheid de bouw van toren enige tijd werd gestaakt.

De hoogte van de toren tot de haan zou 45 meter zijn . Het voornemen bestond om in de toren een uurwerk te plaatsen. De wijzerplaten waren reeds aangebracht. In de muur was een gedenksteen geplaatst met de volgende tekst:

 

In Honorem St. Willibrordi D.O.M.

Fundament

F.A. Kerstens - G.G.M. Borgers Pastores

J. T. Burm, secr. A.B. de Meijer,

G.J. de Nijs, O.F.C. Hamerlinck Administratorus

Conseravit

111. Mus ac Rev-mus D. nus Petrus Hopmans

Episc. Bredanus 18 Martii 1915

 

'Het gebouw is een kruiskerk . Er zijn ongeveer 700 zitplaatsen '. Deze beschrijving van de nieuwe kerk troffen wij aan in de Terneuzense courant van 20 maart 1915.De nieuwe kerk werd op 18 maart 1915 door Bisschop P. Hopmans ingewijd, waardoor het oude gebouw buiten gebruik werd gesteld. Dit buiten gebruik stellen vond in het begin van de Eerste Wereldoorlog plaats. In verband met de mobilisatie en de in Terneuzen gelegerde militairen, beschikte men hierdoor over een prachtige ruimte om in het oude kerkgebouw een militair tehuis in te richten. Op 23 juli 1915 werd het gebouw als zodanig   De pastorie en R.K. Kerk die in 1915 werd ingewijdin  gebruik  genomen  door  de  hier  opgerichte  Rooms Katholieke Militairen vereniging .Tijdens de Tweede Wereldoorlog werd het bekende torentje van het voormalige kerkgebouw dat algemeen bekend stond als 'het Patronaat' afgebroken. Het gebouw zelf werd in 1980 gesloopt. Velen betreuren het terecht , dat Terneuzen geen oude interessante gebouwen meer heeft. Een van de oorzaken hiervan was, dat men in het verleden tot sloop overging zodra dergelijke gebouwen verouderd en onbruikbaar waren geworden en niemand erover dacht om tot restauratie over te gaan. Voor particulieren was het financieel niet interessant en de overheid had er de middelen niet voor, of niet voor over. Helaas heeft men na de Tweede Wereldoorlog met veel ijver alles wat maar in aanmerking kwam om op te ruimen aangepakt en er moderne flats voor in de plaats gebouwd.De oude Rooms Katholieke kerk aan de Korte Kerkstraat deed 65 jaar als zodanig dienst. Met daarbij de periode als Patronaat heeft het 131 jaar een belangrijke functie gehad.

 

Veenlaag

Toen in 1915 de nieuwe kerk werd gebouwd verwachtte men dat ze een langer leven beschoren zou zijn. Men wist natuurlijk nog niet, dat er in de jaren '60 in Terneuzen een nieuwe zeesluis zou worden gebouwd , waarvan de kerk later het slachtoffer zou worden .Inmiddels waren de kanaalwerken zover gevorderd , dat de bouwputten voor de nieuwe sluis droog werden gemaakt. Door het wegzuigen van enorme hoeveelheden grondwater, werd ook veel water aan de veenlaag onttrokken waarop het oude Terneuzen is gebouwd. De schade die hierdoor aan kleinere gebouwen ontstond was niet zo heel groot, maar voor de Sint-Willibrorduskerk was het fataal. De kerk vertoonde spoedig ernstige verzakkingen . Deuren en ramen van  de kerk en pastorie sloten plotseling niet meer. De vloer  rees op  de ene plaats en daalde op de andere en de tegels van de vloer op het priesterkoor kwamen los te liggen. De muren vertoonden centimeters brede en meters lange diepe scheuren. Zelfs de 2 centimeter dikke marmeren communiebanken waren door de spanning gebroken. In januari 1964 werd reeds één der zijkapellen gesloten wegens  instortingsgevaar . Op 22 januari van dat jaar schreef men in de Vrije Zeeuw: 'De toestand wordt steeds moeilijker. De vraag is of de verzakkingen verder zullen gaan en of op een kwade dag de kerk gesloten zal moeten worden'. De verzakkingen gingen inderdaad verder en daardoor bleek de 'kwade dag' onafwendbaar. Op 27 januari 1968 stond in de krant dat de kerk binnen enkele weken gesloten zou worden, omdat men het niet langer verantwoord vond om ze verder te gebruiken . Op 27 oktober 1968 werd de laatste eredienst in de 53 jaar oude kerk gehouden . In februari 1969 werd de sloop aanbesteed. Hierbij was de toren niet inbegrepen, want het gemeentebestuur greep in omdat men het verdwijnen van deze toren een groot verlies vond voor Terneuzen. 

Plotseling zaten de katholieken dus zonder  kerk in de  binnenstad en goede raad  was  duur.  'Niks  in  de weg', zei de hervormde gemeenschap  in Terneuzen, en ze stelden hun kerk aan de Noordstraat   voor de katholieke eredienst beschikbaar.  Iets wat  in het verleden voor onmogelijk werd   gehouden  gebeurde. De hervormden en katholieken gebruikten om de beurt het gebouw, en allen vonden dat dit een uitstekende oplossing was. De katholieken hadden dus een nieuw onderkomen gevonden in de Hervormde kerk in de binnenstad.Dit was echter niet de enige plaats waar hun kerkdiensten werden gehouden. Op 29 april 1962 was de eerste steen gelegd voor de bouw van een nieuwe kerk aan de Axelsestraat. Deze kerk werd de Triniteitskerk genoemd en in januari  1963 ingewijd en in gebruik genomen . .

 Dit overzicht begon met de noodkerk aan de De Jongestraat, maar dat was zeker niet de eerste Rooms Katholieke kerk in Terneuzen. De hierboven genoemde Triniteitskerk herinnert aan de bouw van de eerste kerk in 1339 die dezelfde naam droeg.