Previous Page  5 / 16 Next Page
Information
Show Menu
Previous Page 5 / 16 Next Page
Page Background

Regioblad -

5

van de pastores

BIJBELLEESROOSTER

19 februari

Leviticus 19,1-2,17-18

1 Korinthiërs 3,16-23

Matteüs 5,38-48

26 februari

Jesaja 49,14-15

1 Korinthiërs 4,1-5

Matteüs 6,24-34

1 maart

Joël 2,12-18

2 Korinthiërs 5,20-6,2

Matteüs 6, 1-6 + 16-18

5 maart

Genesis 2,7-9 + 3,1-7

Romeinen 5,12-19

Matteüs 4,1-11

12 maart

Genesis 12,1-4a

2 Timoteüs 1,8b-10

Matteus 17,1-9

19 maart

Exodus 17,3-7

Romeinen 5,1-2 +5-8

Johannes 4, 5-42

26 maart

1 Samuel 16, 1b+ 6-7+10

Efeziërs 5, 8-14

Johannes 9, 1-41

2 april

Ezechiël 37,12-14

Romeinen 8,8-11

Johannes 11,1-45

9 april

Jesaja 50,4-7

Filippenzen 2,6-11

Matteus 21, 1-11

BIJ DE SCHRIFTLEZINGEN IN DE VEERTIGDAGENTIJD 2017

In de Veertigdagentijd is er met de

Schriftlezingen iets werkwaardigs aan

de gang. In normale tijden – door het

jaar noemen we dat in de liturgie – is de

eerste lezing bijna altijd gekozen in functie

van het evangelie. Maar dat is in deze

Veertigdagentijd niet het geval.

De lezingen uit het Oude Testament

vertellen nu hun eigen verhaal, terwijl de

evangelies – dikwijls in lange verhalen –

speciale kenmerken van Jezus laten zien: hij

is levend water, bron van leven, bron van

licht, het leven zelf.

Maar die eerste lezingen dus: het worden

wel de grote etappes in de heilsgeschiedenis

genoemd. Of anders gezegd; zo gaat God

met mensen om, zo is het leven van mensen

zou je ook kunnen zeggen, of zo is de

geschiedenis van mensen.

Het is goed, daarbij te beseffen, dat het

altijd gaat om de ervaring van mensen, een

ervaring die mensen doorgeven van generatie

op generatie: “zo zit het leven in elkaar”.

En die ervaringen hebben mensen al sinds

eeuwen in verhalen aan elkaar doorverteld.

De eerste etappe is de ervaring dat mensen

het leven hebben gekregen van God: God

blaast zijn levensadem in de mens: zo werd

de mens een levend wezen. Je krijgt het

leven, hebt het niet zelf gemaakt. Daarbij

hoort ook het verlangen van de mens om

zelf te kunnen beslissen wat goed en kwaad

is, een bekoring waar wij dagelijks – in het

groot en in het klein - aan bloot staan. Dat is,

ook in onze dagen, één van de grote vragen

van de mensheid: wie beslist er, wat goed is

en kwaad, wat leven geeft of ten dode voert.

De tweede etappe is de roeping van

Abraham. Helaas is de tekst sterk ingekort.

Abraham wordt door God uitgenodigd om

“op weg te gaan”: er staat letterlijk “ga weg

uit je land, je stam en het huis van je vader,

naar het land dat ik je zal laten zien”. Pas als

mensen de vertrouwde deur achter zich dicht

trekken en een nieuwe, onbekende toekomst

aandurven, zullen zij tot zegen zijn. Met

andere woorden: het op weg gaan, het er op

uit trekken naar een onbekende toekomst zit

in de genen van de mens.

De derde etappe is wel een heel klein stukje

uit het grote verhaal van de Uittocht. Het

volk van God is jarenlang slaaf geweest

in Egypte. Tot het voor God genoeg was:

met sterke hand en uitgestrekte arm, een

uitdrukking die alleen maar voor God

gebruikt wordt in de Bijbel, heeft hij zijn

volk weggeleid uit Egypte naar de vrijheid

toe. Maar die vrijheid krijgen ze niet zomaar:

veertig jaar moeten ze rondtrekken door de

woestijn, méér dan een generatie lang. En

dat worden ze beu: ze hebben geen water,

geen voedsel. Ze verlangen terug naar de

oude onvrijheid, toen ze tenminste nog eten

en drinken hadden. Maar God laat water uit

de rotsen stromen; dan zullen ze zien, dat

God bij hen is. Vrijheid kost geboortepijn,

zingt een oud lied.

De vierde etappe vertelt over de bloei en

de glorie van Israël: de zalving van David

tot koning. David wordt door God zelf

uitgekozen, want God kijkt niet naar mensen

zoals mensen, die afgaan op het uiterlijk.

God kijkt naar het hart. Dat laatste is ook

een woord dat voortdurend in de Schrift

voorkomt: je moet met heel je hart en met

heel je persoon bij God zijn en op die maner

gaan op zijn wegen.

Uit de geschiedenis van David blijkt, dat

hij ook maar een mens was, die er niet voor

schuwde om mensen uit de weg te ruimen.

Maar die ook grootmoedig genoeg was om

zijn schuld te bekennen, en dan neemt God

dat niet kwalijk.

Maar wij lezen ook, met name bij de profeet

Ezechiël, dat de herders (de koningen en

leiders) van Israël niet de weg van God

bleven gaan, integendeel. Zij liepen achter

vreemde goden aan, het leek wel of ze terug

wilden keren naar de slavernij in Egypte.

Door zo te doen, bezegelden zij het lot van

het volk: vreemde heersers bezetten het land

en voerden velen weg in ballingschap naar

Babylon.

De vijfde en laatste etappe is uit de profeet

Ezechiël. Telkens en telkens weer is daar te

lezen, dat mensen die trouw blijven aan God

of naar God terugkeren, tot leven zullen

komen, hoe diep de afgrond ook is. God

zal weer zorgen dat Israël weer op zijn eigen

grond zal wonen, want daar woont God.

In alle verschrikkingen die zo bij het leven

van mensen horen, breekt toch altijd weer

het leven en licht door. Tekst voor tekst is

bijna direct te vertalen naar het leven van

vandaag.

Miel Erpelinck